In een maatschappij waarin de noodzaak van een groene, duurzame (energie)transitie steeds zichtbaarder wordt, wordt één ding heel duidelijk: de samenwerking tussen het energiebedrijf en de ontwerpstudio is meer dan een creatieve, innovatieve onderneming.
Het is een visie op hoe we industriële materialen kunnen hergebruiken en een tweede leven kunnen geven – een belangrijke blauwdruk voor de toekomst van de circulaire economie wereldwijd.
Wat als…
De samenwerking tussen Vattenfall en Superuse kwam tot stand via het programma What If Lab (nu: Coalitions) van Dutch Design Foundation. In deze Labs nodigt Dutch Design Foundation grote organisaties uit ‘de industrie’ uit om een probleem te formuleren dat vervolgens wordt voorgelegd aan ontwerpers om oplossingen te bieden.
De organisatie formuleert een ontwerpvraag. Dutch Design Foundation legt deze vervolgens voor aan haar netwerk, waarop ontwerpstudio’s en individuele ontwerpers reageren. In dit geval selecteerde Vattenfall vier organisaties om mee samen te werken aan Dutch Design Week 2024, waaronder Superuse (in combinatie met hun spinoff Blade-Made).
De vraag: Hoe om te gaan met materialen die hun maximale levensduur hebben bereikt op een manier die zo min mogelijk nieuwe energie verbruikt?
Kansen
Superuse werkt sinds 1997 aan projecten gericht op hergebruik van materialen, waaronder de wieken van windturbines. Wie hiermee bekend is, zal niet verbaasd zijn dat Vattenfall hen voor dit project heeft geselecteerd.
Superuse zag de samenwerking met Vattenfall als een kans om verder te kijken dan de bladen en zich te richten op andere onderdelen van de windturbine, zoals de gondel – die de generator van de turbine huisvest en de bladen en de stalen mast met elkaar verbindt.
Op dit moment is het resultaat – een tiny house – duidelijk, maar het doel van het project was niet zozeer om te eindigen met een tiny house, maar om te onderzoeken of een gondel geschikt zou kunnen zijn voor permanente bewoning.
“Hun doel is hetzelfde, hun intentie is hetzelfde, maar hun achtergrond, de manier van denken is anders, als je dat samenbrengt, kom je op heel sterke, goede ideeën.”
Werken met What If Lab was een kans voor Vattenfall om creatieve ontwerpers dezelfde vragen te stellen die normaal gesproken aan technische ontwerpers (ingenieurs) binnen hun bedrijf worden gesteld, legt Hjort uit. Door dit project realiseerde hij zich hoe het samenvoegen van de verschillende perspectieven van creatieve en technische ontwerpers het proces van probleemoplossing kan bevorderen.
In de gondel
Jos de Krieger vertelt dat hij voor dit project, net als de meeste mensen, nog nooit een gondel van dichtbij had gezien, laat staan erin had gestaan. Dit maakte de ontwikkeling naar het uiteindelijke ontwerp natuurlijk des te uitdagender. Bovendien vertelt De Krieger dat het soms moeilijk was om gegevens van Vattenfall over de gondel te krijgen, omdat deze beschermd was door auteursrechten en andere vormen van gegevensbescherming van de oorspronkelijke fabrikanten.
Bij andere aspecten verliep de samenwerking veel soepeler, zoals de keuze van het gondelmodel. De Krieger legt uit hoe de experts van Vattenfall hielpen bij het selecteren van de juiste gondel voor het project. Het gekozen model bleek het eerste model te zijn dat groot genoeg was voor bewoning en er zijn er wereldwijd duizenden van gebouwd. Bovendien wordt de generatie windturbines waartoe de gekozen gondel behoort binnenkort buiten gebruik gesteld. Het model was ook klein genoeg om relatief gemakkelijk door Europa vervoerd te worden zonder dat er speciale transportmaatregelen nodig waren.
Al deze feiten kwamen direct tegemoet aan een van Vattenfall’s belangrijkste eisen voor het project: schaalbaarheid. Hjort vermeldt dat Vattenfall niet alleen een ‘pronkstuk’ wilde maken voor Dutch Design Week, maar streefde naar toepassingen die op grotere schaal konden worden gebruikt. Zowel Hjort als de Krieger zijn het erover eens dat de samenwerking in dit opzicht een succes is geweest.
"We wilden niet alleen een pronkstuk maken voor Dutch Design Week, we wilden toepassingen ontwikkelen die op grotere schaal kunnen worden gebruikt."
Een nieuwe definitie van de groene transitie
Hjort merkt op dat in Nederland oude windmolens worden gekoesterd, terwijl moderne turbines vaak worden gezien als een doorn in het oog. Hij gelooft dat dit project ook helpt om een nieuw verhaal rond windmolens te creëren.
Door ze te zien als sleutels die de deur openen naar een duurzamere toekomst, suggereert Hjort dat we ons beeld van de grote witte turbine moeten herzien. Voor hem gaat het om het herdefiniëren van de groene transitie en onze relatie met de infrastructuur die dat mogelijk maakt.
Goudmijnen van vindingrijkheid
Deze samenwerking laat zien dat duurzaamheid verder gaat dan het opwekken van schone energie; het gaat ook om verantwoord materiaalgebruik. Windturbines die het einde van hun levensduur bereiken, bieden een schat aan materialen. In plaats van ze naar stortplaatsen te sturen, moeten ze worden beschouwd als goudmijnen voor hergebruik. Het doel is om deze materialen te hergebruiken met minimale bewerking: energie besparen én een bijdrage leveren aan een circulaire samenleving.
In deze samenwerking, die slechts een jaar duurde, was er een wisselwerking tussen de grote, gestructureerde organisatie die Vattenfall is en de flexibele, dynamische manier van werken bij Superuse. Jos de Krieger benadrukt dat de structuur van Vattenfall aan de ene kant erg leerzaam en nuttig voor hen was, met name vanwege de solide bestuurstructuur en het risicomanagement. Aan de andere kant merkt hij op dat het soms een uitdaging was om je snel aan te passen aan projecten met kortere tijdlijnen binnen zo’n grote organisatie die gewend is aan langetermijnprojecten – een uitdaging die ook door Hjort wordt genoemd.
Volgens hem wordt dit vooral gekenmerkt door een verschil in het geduld dat creatieve ontwerpers en technische ontwerpers hebben. Hjort suggereert dat, in soortgelijke samenwerkingen, het ongeduld van creatieve ontwerpers geaccepteerd moet worden door technische ontwerpers, terwijl de creatieve ontwerpers ook een zekere mate van acceptatie moeten creëren voor het langzamere tempo van vooruitgang. Een complexe balans, maar volgens beide organisaties is er in dit project een solide basis gelegd.
Een succes op verschillende gebieden
We kunnen zeggen dat dit project op verschillende gebieden een succes is geweest. Tegelijkertijd zijn beide organisaties duidelijk: het doel van de samenwerking was simpelweg om aan te tonen dat het mogelijk is om een gondel om te bouwen tot iets permanent bewoonbaars, en dat doel is bereikt. Of dit zal leiden tot grootschalige ombouw van gondels tot tiny houses is aan andere partijen.
“We zitten niet in de vastgoedsector en we gaan daar ook niet in diversifiëren. Maar we hopen dat iemand het oppikt, zodat over een paar jaar, wanneer we de turbines weghalen, de gondelbekleding een aanwinst wordt voor iemand anders.”
Superuse bevestigt dat ze dit project zien als bewijs dat hergebruik van deze materialen op grotere schaal mogelijk is en dat er veel potentieel is voor andere toepassingen van dit concept. Blade-Made onderzoekt of ze het hergebruik van gondels aan hun portfolio kunnen toevoegen, naast de huidige activiteit van het hergebruiken van bladen voor een tweede leven. Met de juiste klant of samenwerking is alles mogelijk.
“Als dit kan, dan kunnen andere projecten met minder strenge kwaliteitseisen, zoals vakantiehuizen of zelfs geitenstallen, dezelfde aanpak gebruiken.”
Benito Walker
Benito Walker was in 2020 betrokken bij de oprichting van jongerenbeweging Youth for Climate NL, waar hij voorzitter werd. Later werd hij o.a. lid van het jongerenplatform van de Sociaal-Economische Raad (SER), voorzitter van Bureau Burgerberaad en vicevoorzitter van de Nationale Jeugdraad. Sinds 2023 is Benito lid van de Jury van de Trouw D100, waar hij inmiddels voorzitter is. Hij studeert bestuurskunde aan de Universiteit Leiden en woont in Den Haag.