“Met dit programma willen we laten zien hoe de integratie van ontwerp kan bijdragen aan het versnellen van innovatie. We willen organisaties vooruithelpen en daarmee een sleutelrol spelen in het maken van verbinding en het realiseren van maatschappelijke waarden en veranderingen”, zei moderator Tiara Spalburg bij aanvang. “Om economische ontwikkeling te realiseren, hebben we producten, services en systemen nodig die allemaal ontworpen moeten worden.”

Waar onderzoek, experiment en marktintroductie samenkomen

Jos Oberdorf, hoogleraar aan de TU Delft en eigenaar van ontwerpbureau npk design, zei in de schaduw te werken van zijn opdrachtgevers. “We maken dingen die ‘klonk’ zeggen als je ze op de grond laat vallen”, aldus de ‘hardcore product designer’. Van matrixen boven snelwegen tot treinen en thermostaten: je komt npk-ontwerpen overal tegen, maar het bureau zelf blijft relatief onzichtbaar. “We behoren tot de categorie ontwerpers die niet met hun eigen naam naar buiten treden, maar in dienst staan van opdrachtgevers.” In die samenwerking staat de vraag centraal hoe nieuwe technologieën kunnen worden toegepast in evenwichtige ontwerpen. “We proberen de brug te dichten tussen research, experiment en marktintroductie. Er zit vaak een paar jaar tussen het moment dat nieuwe kennis gegenereerd wordt bij kennisinstellingen en het moment waarop ze door het bedrijfsleven succesvol naar de markt gebracht wordt. Vaak gaat het er in dat traject om of je als ontwerper kunt verbeelden wat mogelijk zou kunnen zijn.”

Hoe innovatiever het product, hoe risicovoller het businessmodel, waarschuwde Oberdorf. “Als je een product maakt dat in feite een kleine aanpassing is van iets dat al bestaat, loop je weinig risico. Maar als je iets heel innovatiefs levert, is het risico veel groter.” Als voorbeeld toonde hij ASML, waarmee npk design al 37 jaar samenwerkt. In het hart van die machines zit hoogstaande technologie. “Maar de buitenkant is productdesign. Het hightechspul aan de binnenkant moet optimaal worden ingepakt op een manier die betaalbaar, transporteerbaar en onderhoudbaar is. Als zo’n machine stilvalt, moet je binnen één minuut een component eruit kunnen halen.” Op die manier creëert ontwerp financiële waarde, zei Oberdorf. Tegelijk is er steeds meer behoefte aan maatschappelijke waarde. Een voorbeeld is de Be Hybrid-kantoorstoel van gerecyclede PET-flessen die npk design toonde tijdens DDW. “Het is belangrijk dat je als Nederlandse ontwerpindustrie gemeenschappelijk optreedt in het zoeken naar dit soort oplossingen.”

"DDW is voor mij het ultieme vaccin tegen cynisme. Meer dan 2000 ontwerpers die allemaal een idee hebben over hoe het net iets beter kan: dat zijn voor mij 2000 lampjes in een donkere tunnel.”
Martijn Paulen, directeur Dutch Design Foundation

2000 lichtjes in een donkere tunnel

Die zoektocht stond ook centraal bij wat Martijn Paulen, directeur van Dutch Design Foundation, zei. Hij begon met een waarschuwing: hoewel ontwerp kracht heeft, moeten we eerlijk zijn dat we ook “best wel veel shit hebben ontworpen”. Volgens Paulen wordt 80% van de ecologische impact van producten bepaald in de ontwerpfase. “Soms laat ik een vuilnisbelt zien als ik die uitspraak doe. ‘80% hiervan was dus een ontwerpkeuze’, zeg ik dan.” Juist omdat ontwerp zo’n grote impact heeft, is er ook de mogelijkheid om het gelijk goed in te zetten.

Paulen illustreerde dit met de route die Bob Hendrikx doorliep. Als afstudeerder aan de TU Eindhoven  begon hij met de ontwikkeling van een myceliumkist: een levende kist die het lichaam na begraven omzet in voedingsstoffen en zelfs zware metalen kan opnemen. Wat begon als een naïef idee groeide uit tot het bedrijf Loop Biotech. Onlangs werd de vondst van Hendrikx door Time Magazine uitgeroepen tot een van de beste uitvindingen van 2025. “Loop dus niet te snel voorbij aan ‘naïeve’ ideeën, maar ga juist het gesprek aan”, zei Paulen.

Ook de Growing Pavilion illustreert de kracht van volhouden. In 2019 zag Paulen nog een luwe reactie van de bouwwereld op het mycelium-paviljoen: “Leuke hobby. Niks te maken met mijn wereld van beton en staal. Dat was zo’n beetje het oordeel.” Twee jaar later werd uit frustratie een nieuw gebouw neergezet met 100 biogebaseerde materialen, waarbij bij elk materiaal het Technology Readiness Level vermeld stond. “Ineens gebeurde er iets bij die hele bouwketen van: wow, dit gaat eigenlijk wél over ons. En we moeten er iets mee.” Een bouwpartij bood aan gratis mee te bouwen omdat ze wilden dat hun mensen leerden met deze materialen te werken. En onlangs investeerde de Rabobank 100 miljoen euro in biobased bouwen. Voor Paulen hét bewijs van de kracht van ontwerp: van een klein zaadje naar een investering van 100 miljoen. “DDW is voor mij het ultieme vaccin tegen cynisme. Meer dan 2000 ontwerpers die allemaal een idee hebben over hoe het net iets beter kan: dat zijn voor mij 2000 lampjes in een donkere tunnel.”

‘Internationaliseren net zo risicovol als innoveren’

Annemieke Broesterhuizen van RVO (Rijksdienst voor Ondernemend Nederland) benadrukte tijdens How Design Works dat ontwerp bijdraagt aan duurzame economische ontwikkeling. “Daarbij is internationaliseren eigenlijk net zo risicovol als innoveren”, aldus Broesterhuizen. Volgens Broesterhuizen ondersteunt RVO ondernemers bij voorbereiding, netwerken en positionering op de buitenlandse markt. Als voorbeeld noemde ze het Nederlandse paviljoen op de Wereld Expo in Japan, waarin 425 meter aan lamellen de 425-jarige handelsrelatie symboliseren. Dit circulaire gebouw won meerdere awards.

Van afvalcontainer naar bouwtegels

Pretty Plastic is een voorbeeld van volharding, ook in het internationaliseren van een ontwerp. Hester van Dijk vertelde hoe een experiment uitgroeide tot een serieus bedrijf. Tien jaar geleden kreeg ze een afvalcontainer vol plastic met de vraag of ze daar iets van konden maken. “We dachten: laten we proberen er bouwmateriaal van te maken.” Ze kwam er tijdens dat proces achter dat plastic bestaat uit verschillende materialen (PET, HDPE, LDPE, PP) in verschillende kleuren. Dat maakte de zoektocht heel wat lastiger. Na sorteren en het ontwikkelen van een eigen machineparkje (inclusief sorteerinstallatie, wasmachine, shredder en spuitgietmachine) verwerkten ze de hele container tot bouwtegels. Deze presenteerden ze in 2016 op DDW. Het jaar daarop volgde het People’s Pavilion op het Ketelhuisplein: een circulair gebouw voor 350 mensen waarbij alle materialen werden geleend en onbeschadigd teruggegeven.

Dat succes leidde tot telefoontjes van allerlei architecten die het materiaal ook wilden gebruiken. Wat begon als een nevenproject bleek zoveel werk dat er een echt bedrijf moest worden opgericht. Een groot obstakel in de fase van expositie tijdens DDW naar het ontwikkelen van een daadwerkelijk vermarktbaar product, was brandveiligheid. “We werkten twee jaar aan dit probleem door over te schakelen van yoghurtbakjes naar gerecycled PVC, wat van zichzelf brandveiliger is”, zei Van Dijk. Ook internationalisering was in deze fase complex: elk Europees land heeft eigen testen en regels. Inmiddels levert Pretty Plastic tegels in twaalf kleuren voor grote projecten zoals de Tongelreep in Eindhoven en een MVRDV-gebouw in München. Van Dijk trok bewust een professioneel team aan. “Wij als ontwerpers zijn misschien goed in het bedenken van nieuwe dingen, maar niet in het leiden van een bedrijf.” In tien jaar verkocht Pretty Plastic 15.000 vierkante meter gevelbekleding, gaf 350.000 kilo PVC-afval een nieuw leven en bespaarde 1,3 miljoen kilo CO2-uitstoot.

Niet hoe, maar wannéér ontwerp werkt

“Hoe een ontwerp precies werkt, dat weet ik ook niet”, zei Alain Dujardin van ontwerpbureau Greenberry. “Daar is namelijk geen exacte formule voor. Het lijkt mij beter om voorbeelden te geven van wannéér ontwerp werkt.” Greenberry werkt uitsluitend voor opdrachtgevers met maatschappelijke vraagstukken en combineert social design met digitale productontwikkeling. Zo ontwikkelden ze Feely, een applicatie die jongeren helpt met hun mentale gezondheid. Tijdens DDW organiseerde Greenberry samen met Dutch Design Foundation Un/School, een programma waarin deelnemers kennismaken met de vaardigheden van de toekomst.

Dujardin illustreerde zijn visie met een project voor het Holocaust Museum in Amsterdam, waar zijn bureau een applicatie ontwikkelt waarmee jongeren het museum bezoeken. Het eerste moment waarop design werkt, is wanneer je de oorspronkelijke vraag durft los te laten, stelde Dujardin. “Op een gegeven moment zei de opdrachtgever: jullie hebben onze vraag gewoon niet beantwoord. En ik zei: ja, maar jullie vraag was ook eigenlijk helemaal niet de vraag.” Het maken van een app was niet het doel, maar hoe je jongeren met elkaar in gesprek laat gaan. “Het tweede moment is wanneer je echt vertrouwt op elkaars expertise en echt samen aan de slag bent”, vervolgde Dujardin. “We vergaderen zo min mogelijk, we zijn altijd aan het maken”, aldus Dujardin, die co-creatie als werkvorm inzet waarbij ook educatieve experts van het museum bij elkaar worden gebracht. Het derde moment is volgens de eigenaar van Greenberry het ogenblik wanneer je durft vast te bijten zodra iets werkt. “Het is belangrijk om snel te falen en te leren, maar ook om door te zetten als iets werkt”, zei Dujardin over die cruciale fase over wanneer, maar toch ook hóe ontwerp werkt.

Ministerie van Systeemverandering

In het afsluitende gesprek tussen Hester van Dijk, Jos Oberdorf en Alain Dujardin werd stilgestaan bij de vraag hoe ministeries kunnen bijdragen aan het vinden van betere oplossingen. Van Dijk pleitte voor een Ministerie van Systeemverandering. “Het hele systeem moet ook meewerken en alle partijen moeten kunnen inhaken”, voegde Oberdorf daar aan toe. “Wil je veranderingen teweegbrengen, kun je dat niet alleen. Je kunt niet zomaar een ontwerper laten opdraven die een kunstje komt doen, waarna alles goedkomt.” Oberdorf noemde de DDD-gedachte: durven, denken, doen. Als voorbeeld gebruikte hij de Deltawerken. “Als de nood groot genoeg is, blijken we wel degelijk in staat verschillende disciplines bij elkaar te brengen”, zei hij. “Voor de komende decennia is het dé uitdaging om verschillende bloedgroepen bij elkaar te laten komen. In dialoog vanuit verschillende hoeken komen we namelijk tot de beste oplossingen.”