Formulering van de case
‘Stel je voor: je ben een chef-kok en hebt net een nieuw keukenapparaat. Dan zorg je ervoor dat je eerstvolgende recept ook daadwerkelijk bereid kan worden op dat toestel,’ beschrijft Thomas Hjort, Director of Innovation in Offshore Wind bij Vattenfall, het formuleren van de vraag voor het What if Lab. ‘Het was voor ons de eerste keer dat we met het designveld samenwerkten. We moesten dus een case inbrengen die binnen de scope van het lab paste én bijdraagt aan een wereld waarin er na de ontmanteling van een windpark geen voetafdruk achterblijft.’ Dat leverde vier heel verschillende concepten op.
Van turbine naar tiny house
‘We wisten direct dat we iets wilden doen met de nacelle, de behuizing van de machinerie bovenop de windturbine,’ vertelt Jos de Krieger, architect bij Superuse. ‘We stelden onszelf de vraag: wat is technisch het meest complexe dat we met de nacelle kunnen maken? We kwamen uit bij een woning voor permanent verblijf. Als dat kan, kunnen alle andere functies in feite ook.’ Voor de conceptuitwerking van dit tiny house dook de studio in de Nederlandse bouwregelgeving. De Krieger: ‘Wat zijn de eisen voor daglicht en isolatie? Past er een keuken en badkamer in? Het luistert heel nauw.’
Nestle
Na de conceptpresentatie van het tiny house vroeg Vattenfall of er daadwerkelijk een gebouwd kon voor Dutch Design Week 2024. Daarvoor schoof Superuse zusterbedrijf Blade-Made naar voren. De Krieger: ‘We ontwikkelden Nestle: een prototype dat invoelbaar maakt hoe een Vestas V80 Nacelle kan functioneren als een woning met een woonoppervlakte van ongeveer 25m2. Dat dit binnen enkele maanden gelukt is, is heel bijzonder.’ Hjort: ‘De hoeveelheid aandacht die de nacelle kreeg was in verhouding met de drie andere concepten misschien wat uit balans. Dit was echter een mooie kans om de windturbine dicht bij het grote publiek te brengen.’
Een visie voor 2050
Studio Carbon presenteerde een strategisch concept. ‘We zetten een stapje terug van het recyclevraagstuk in het nu en schetsten een gedurfde en groene toekomst voor 2050,’ vertelt Itika Gupta, oprichter en CEO. ‘Iedereen wil leven in een net zero wereld. Maar het is vaak lastig voor te stellen wat je in het heden kan doen om dat over 25 jaar te realiseren.’ Om het ideale narratief van 2050 te vertalen naar een actiegericht plan, ontwikkelde Studio Carbon een backcasting toolkit. Dit kaartspel helpt Vattenfall in gesprekken met stakeholders stapsgewijze doelen te formuleren die de circulaire visie voor 2050 haalbaar maken.
Culturele achtergrond
De aanpak van het internationale Studio Carbon, dat zowel vanuit Nederland als India opereert, kijkt vanuit een ander cultureel perspectief naar de case. Hjort: ‘Bij Vattenfall ontwerpen we zoals we leven: een windturbine wordt geboren, leeft een jaar of dertig en ‘sterft’ dan tijdens zijn ontmanteling. In India gaat men uit van een eeuwigdurende cyclus, waarbij wat je tijdens je leven bijdraagt, doorleeft na je dood. Dat geldt ook voor een windturbine.’ Gupta: ‘Trouw blijven aan onze identiteit als bureau voor systeem-denken, leidde tot ons concept. Die loyaliteit aan je eigen kracht en karakter raad ik alle toekomstige What if Lab-deelnemers ook van harte aan.’
Door de synergie tussen de vier studio’s konden we de totale breedte van het vraagstuk verkennen.
Vattenfall was op zoek naar een goudmijn, naar waarde. Die zit niet alleen in de windturbine als grondstof, maar ook in de gedeelde ontwerpkracht.
Extra oppervlakte met drijvende eilanden
Een van de aandachtspunten in Vattenfall’s case was een focus op re-use in plaats van recycle. Dit aspect van maximale duurzaamheid leidde architectenbureau cepezed tot het idee van een tweede leven voor de turbinewieken. Architect Jaspers Manders: ‘De specifieke eigenschappen van rotorbladen − hun lengte, lichte gewicht, stevigheid en holle vorm − bracht ons op het idee van drijvende eilanden. Daarbij koppelen we meerdere afgedankte wieken in hun originele vorm aan elkaar.’ In het kleine Nederland met schaarse grond en een stijgende zeespiegel, kunnen deze pontons voorzien in nieuwe oppervlakte. Die kan ingezet worden voor woningen, akkers, kassen of zonneparken.
Drijftest
‘Ook al weet je van tevoren dat de bladen blijven drijven, je weet niet hóe ze dat doen,’ vertelt Manders. Vattenfall stelde daarop een drijftest voor. In de Flevokusthaven bij Lelystad vormden twee geschakelde bladen van 33 meter een klein eiland. Hjort: ‘Het had aardig wat voeten in de aarde om dit te organiseren: een geschikt stuk water vinden, mobiele treinen en een dieplader regelen voor verplaatsing, een reddingsboot met duiker, enzovoorts.’ Uiteindelijk vond de test vlak voor Dutch Design Week plaatst. Manders: ‘Het was fijn dat we de bladen in het water konden zien, al was het wel erg laat in het proces. Graag hadden we onze bevindingen van die dag meegenomen in onze presentatie op het Ketelhuisplein.’
Artistieke biografie
Bureau Interactivist benaderde de case op een artistieke en emotionele manier. Experience designer Chris Kievid: ‘Voordat je een gesprek start over recycling, upcycling en repurposing, is het belangrijk dat het grote publiek de schoonheid van een windturbine kan zien, niet alleen de slagschaduw of geluidsoverlast. Elke turbine produceert een andere dataset wat betreft energieproductie en wiekrotatie en vertelt daarmee zijn eigen verhaal.’ Die gegevens vertaalde Kievid samen met collega Lars van Vianen naar data schilderijen: artistieke biografieën waarmee turbines ook na ontmanteling doorleven. Met deze data paintings willen de makers meer sympathie opwekken voor de turbines.
Brede toepasbaarheid
Interactivists methodiek die data naar een schilderij vertaalt, is niet alleen toepasbaar op windturbines. Kievid: ‘We hebben onze aanpak doorontwikkeld en data paintings gepresenteerd op internationale tentoonstellingen en interieurvakbeurzen.’ Op deze manier kan de studio zijn output van het What if Lab breder inzetten. Voor veel deelnemers geldt dat een groot deel van de geïnvesteerde uren voor eigen rekening zijn. Gupta, die voor de vierde keer meedeed: ‘Waar studio’s aanvankelijk deelnemen om een portfolio op te bouwen, trekt What if Lab nu gevestigde bureaus met senior ontwerpers aan. Het programma heeft zijn waarde voor zowel designers als opdrachtgevers bewezen, de compensatie hiervoor mag dat beter reflecteren.’
Beschikbaarheid informatie
Een obstakel in het proces waar bijna alle ontwerpers tegenaan liepen was de beschikbaarheid van informatie. De Krieger: ‘Als je een case over de upcycling van windturbines inbrengt, kun je verwachten dat er vragen komen over data, afmetingen en handleidingen. Daar had Vattenfall vooraf op kunnen anticiperen, nu kwam deze informatie niet of vrij laat pas los.’ Ook Studio Carbon liep tegen deze hobbel aan. Gupta: ‘Het toont de geslotenheid van de branche. Uiteraard is veel van die informatie concurrentiegevoelig, maar als je een grote verandering teweeg wilt brengen, moet de sector opener zijn. Er zou geen competitie gevoerd moeten worden op het willen bereiken van een duurzame wereld.’
We stoken dit Lab niet in als een competitie, in plaats daarvan creëerden we een kleine community van ontwerpers.
Co-creatie in plaats van concurrentie
In het algemeen kijken alle deelnemers heel positief terug op de samenwerking binnen het lab. ‘Waar ik heel blij mee ben, is dat we dit Lab niet als een competitie hebben ingestoken,’ vertelt Hjort. ‘In plaats daarvan creëerden we een kleine community van ontwerpers.’ Die sfeer van co-creatie in plaats van concurrentie ervaarden de vier studio’s ook. Manders: ‘Daarin zit ook een meerwaarde van wat Dutch Design Foundation met het What if Lab wil bereiken: een kruisbestuiving tussen diverse bureaus. Vattenfall was op zoek naar een goudmijn, naar waarde. Die zit niet alleen in de windturbine als grondstof, maar ook in de gedeelde ontwerpkracht.’
Complementaire concepten
Die samenwerking resulteerde in vier concepten die samen één geheel vormden tijdens Dutch Design Week. Gupta: ‘Bezoekers ervaarden onze tentoonstelling als één mogelijke toekomstvisie in plaats van losse ideeën. Het voelde heel compleet.’ Kievid: ‘Door de synergie tussen de vier studio’s konden we de totale breedte van het vraagstuk verkennen, ieder een ander aspect. Omdat het zo’n veelzijdig vraagstuk is, was het heel waardevol dat ieder een ander deelprobleem aanpakte.’ Hjort: ‘We zijn er samen in geslaagd om de vraag ‘wat als?’ om te zetten naar een bevestigend antwoord ‘dan’.’
Doorontwikkeling
Ondanks Vattenfalls enthousiasme, investeert het energiebedrijf niet actief in de verdere ontwikkeling van de vier concepten. Dat is aan de studio’s zelf. Hjort: ‘We zijn geen woningcorporatie die tiny houses bouwt of een galerie die kunst verkoopt. Het is wél onze rol om de verantwoordelijkheid te nemen voor de grote golf aan turbines die binnenkort het einde van hun levensduur bereikt. In plaats van dat er een grote afvalberg aan staal ontstaat, onderzoeken we hoe deze ontmanteling juist een speelplaats voor nieuwe mogelijkheden kan worden.’ Vattenfall hoopt dat wanneer de aftermarket voor windturbines aantrekt, de waarde van de toestellen stijgt. De winst kan het bedrijf vervolgens investeren in een meer duurzame ontmanteling, zodat het de aarde niet slechter achterlaat dan voordat de turbines geplaatst zijn.
Lessons learned
Open vraag durven formuleren
Als een opdrachtgever een open case inbrengt, geeft dit ontwerpers de vrijheid tot concepten te komen die heel nieuwe en diverse perspectieven op het vraagstuk opleveren.
Informatie beschikbaar stellen
Beschikbaar stellen van informatie door opdrachtgever is essentieel om binnen een kort tijdbestek een concept tot ontwikkeling te laten komen.
Co-creatie vs. concurrentie
Breng de verschillende ontwerpers samen in een community die kruisbestuiving stimuleert in plaats van traject waarbij bureaus beschermend zijn over hun ideeën.